Vaak moet ik nog terug denken
aan vorig jaar. In mijn functie van technisch manager wordt ik geacht
beslissingen te nemen. Beslissingen, altijd in het belang van de club.
Professioneel heet dat. Daar heb ik normaal gesproken helemaal geen
moeite mee, na 17 jaar weet ik inmiddels hoe de voetballerij in elkaar
steekt en wat er verlangd wordt. Persoonlijke belangen mogen daarin
niet tellen. Laat staan gevoelens.
Voor mij was het de afgelopen jaren allemaal dubbel. Ik was voetballer
en dus ploeggenoot van mijn collega’s met wie ik lachte, huilde,
won en verloor. We waren samen. Maar van mij werd ook geacht dat ik
met de toekomst van FC Dordrecht bezig was. Ik heb dat altijd met
plezier gedaan. Maar er is toch één beslissing die me
nog dwars zit. Niet de beslissing op zich, daar sta ik nog steeds
achter, maar wel de manier waarop het gegaan is.
Als voetballer maak je heel veel met elkaar mee, met sommigen wordt
je door de jaren heen echte maatjes. Het geeft een verwantschap die
nooit meer verloren gaat. Altijd als we elkaar tegen komen worden
oude verhalen opgehaald. Anekdotes |
 |
die aangeven
hoe leuk we het met elkaar hebben gehad en hoe zeer we elkaar respecteren.
Niet alleen als voetballer, maar vooral als mens. Met een enkele
ploeggenoot heb ik echt alles gedeeld. Eentje zelfs heb ik bijna
zeven jaar samen gespeeld. We stonden altijd honderd procent achter
elkaar en steunden elkaar door dik en dun. Samen klommen we hotels
uit via de regenpijp om tijdens een trainingskamp op stap te gaan,
we zaten naast elkaar in de kleedkamer, gingen samen als laatste
weg na een wedstrijd. Maar soms was hij ook net iets eerder weg
en dan kon ik niet naar huis omdat mijn banden mijn plat stonden.
Voetbalhumor, het mooiste wat er is. Ik zal het allemaal nooit vergeten.
En dan komt het moment dat je echt zakelijk moet zijn. Keihard is
dat. Je voert je taak uit, maar ergens in je achterhoofd blijft
het spelen. Het is nu bijna tien maanden geleden en ik ben er sindsdien
nooit meer op teruggekomen. Vandaag wil het echter toch kwijt. “Romeo
van Aerde, ik mis je!”
Marco Boogers |