FC DORDRECHT IN DE MEDIA
– DE INTERNATIONAL VAN FC DORDRECHT
Afgelopen
zomer heeft hij door een knieblessure niet kunnen spelen voor zijn land,
Kaapverdië. Maar inmiddels op weg naar volledige fitheid, is Rui Almeida
Monteiro ervan overtuigd dat hij weer opgeroepen zal worden om met zijn
nationale elftal de overige duels in de WK-kwalificatiepoule af te werken.
Na een avontuur in Portugal voetbalt hij inmiddels bij FC Dordrecht. En
dat stemt hem gelukkig.
Net terug van een bezoekje aan
de fysiotherapeut vertelt Rui Almeida Monteiro enthousiast vanuit zijn
auto. Hij moest weer even langs bij de fysio, omdat hij nog niet helemaal
fit is. “Ik heb nog steeds last van dezelfde knieblessure als tijdens
de voorbereiding. Ik had mijn voorste kruisband ingescheurd. Ik ben nu
echt bezig met de laatste loodjes. Qua stabiliteit en kracht zit het goed,
anders zou ik ook nog geen wedstrijden spelen. Maar ik denk dat ik momenteel
op 90 procent zit en ben zodoende bezig met extra krachttraining. Mijn
fitheid kan dus alleen nog maar beter worden.”
Afgelopen seizoen speelde Almeida Monteiro in de Portugese Tweede Divisie
bij Portimonense. Nadat hij aan het einde van het seizoen 2002/2003 van
zijn toenmalige werkgever Sparta te horen had gekregen dat zijn contract
niet zou worden verlengd, kwam het buitenland in beeld. ‘’Die
overgang was erg hectisch. Ik was mei en juni weg voor wedstrijden met
het Kaapverdische nationale elftal. Eenmaal terug thuis moest ik metten
door naar Portugal. Portimonense wilde me hebben, een ploeg waar ook twee
andere internationals uit Kaapverdië speelden.
Het was mooi om een jaar in het buitenland mee te maken, maar voor de
rechtspoot was het geen makkelijk jaar. ‘’De organisatie was
niet geweldig, we kregen vaak veel te laat betaald. Het ergste was dat
mijn vriendin en dochtertje hier in Nederland waren. Ik had no een jaar
kunnen blijven, maar ik wilde terug naar mijn gezin. ‘’Toen
Dordt kwam, was het dus zo beslist? ‘’ Sterker nog, ik heb
zelf gebeld met Marco Boogers (Technisch manager) en Robert Verbeek (trainer)
om te laten weten dat ik beschikbaar was. Ik wist wat de club neer wilde
zetten, een ploeg met veel potentie. Daar wilde ik graag bij horen. Na
mij kwamen jongens als de gebroeders De Nooijer er ook nog bij, dat geeft
vanzelf een goed gevoel.’’
Ondanks dat goede gevoel had FC Dordrecht het moeilijk in de eerste twee
competitiewedstrijden. Almeida Monteiro begon nog heel hoopvol aan het
eerste duel. Uit zijn pass scoorde Dennis de Nooijer de eerste goal bij
TOP Oss. De einduitslag was echter 5-1 voor de thuisploeg. Weliswaar geflatteerd,
maar toch. Na een gelijkspelletje tegen Fortuna kwam Dordrecht op dreef
en won van Cambuur en Heracles. Waar zat het verschil? ‘’We
hebben die laatste twee wedstrijden veel en veel harder gewerkt. Als we
dat doen, dan komt het goed. Dan moet nacompetitie haalbaar zijn.
Bij FC Dordrecht werd Almeida Monteiro vooral gehaald vanwege zijn snelheid.
Aan de rechterkant kan hij elke positie invullen. Bij het Kaapverdische
nationale elftal wordt ook vooral gegokt op zijn snelheid. ‘’We
spelen heel defensief, met drie centrale verdedigers. Ik sta dan rechtsback,
maar krijg veel ruimte om mijn acties nar voren te maken. We staan met
vier punten uit vier wedstrijden gedeeld laatste in de WK kwalificatiepoule.
Het WK is misschien een beetje te hoog gegrepen, ploegen als Ghana en
Zuid-Afrika zullen wellicht door gaan. Maar we kunnen ons in deze poule
ook kwalificeren voor de Afrika Cup. Vorige keer hebben we het net niet
gehaald door een 1-0 verlies tegen Kenia, het zou een mooie stap zijn
voor het land om nu wel deel te mogen nemen.’’
Rui Almeida Monteiro: in sommige kranten wordt hij slechts genoemd Almeida,
andere gebruiken Monteiro. Hoe zit dat nu precies? ‘’In Kaapverdië
krijg je als kind de achternaam van je beide ouders. Zij hebben zelf uiteraard
ook twee namen en geven de naam van hun vaderskant door aan hun zoon of
dochter. Ik heb nu zelf een dochter en zij heet ook Almeida Monteiro.
In Nederland is de wet nu eenmaal dat een kind dezelfde achternaam heeft
als de vader.’’
Tekst: Nathalie Nuiten
Bron: Elf magazine
|