NIEUWS

Rasechte Schapenkop Olav Ouwerkerk

DORDRECHT - De echte clubman in het Betaald Voetbal is meer en meer een uitstervend ras. Maar bij FC Dordrecht zit er nog één: algemeen manager Olav Ouwerkerk. Hij kwam als 12-jarig jochie voor het eerst naar de Krommedijk, eigenlijk als aanhanger van tegenstander Ajax. De handtekening van Johan Cruijff die hij die dag in 1972 kreeg was onvergetelijk. Maar het was de thuisclub die hij meteen in z’n hart sloot. Een liefde voor het leven en een leven vol anekdotes.

Door Nathalie Nuiten

Ik weet het nog precies. Ik had gespaard voor het duurste kaartje voor de wedstrijd FC Dordrecht-Ajax. Ik zat samen met mijn oom en neef op de hoofdtribune. Datzelfde kaartje was ook geldig voor de eerste competitiewedstrijd. Daar ben ik ook naar toe gegaan en ben vervolgens nooit meer weggeweest. Vanaf dat moment speelde ik met m’n vriendjes de wedstrijden van FC Dordrecht direct na afloop na op het pleintje bij ons huis. En als we niet aan het voetballen waren, dan schreven we brieven aan spelers. Zo’n brief posten, vonden we al spannend, laat staan als er dan een kaart met handtekening terug kwam. Geweldig! Door dat gevoel dat ik toen zelf had, zie ik er nu altijd nauwkeurig op toe, dat alle brieven van fans ook daadwerkelijk worden beantwoord. In 1973 heb ik samen met een aantal vrienden een supportersvereniging opgericht, gevestigd in mijn ouderlijk huis. Gelukkig werden alle ouders ook meteen enthousiast. Mijn vader was bijvoorbeeld secretaris en de vader van een vriend de voorzitter.

Een jaar later zijn we een clubblad begonnen, dat we voor elke thuiswedstrijd op onze - tot kantoor omgetoverde zolder – in elkaar zetten. Op zaterdagavond namen we nog alle uitslagen mee in het programmaboekje voor de wedstrijd van zondag. Met een ouderwetse typemachine kostte dat behoorlijk wat tijd en onze vriendinnen waren daar natuurlijk niet altijd even gelukkig mee. Het was hard werken geblazen; zelf alles stencilen en op zondagmorgen de boekjes eerst nieten om ze daarna ’s middags bij de wedstrijd gratis te verspreiden.
Met een klein groepje supporters reisden we Dordrecht overal achterna. We waren al blij als we met z’n zessen (of met twaalf mensen) waren, want per zes man kregen we groepskorting voor de trein. Wij waren supporters, vrienden èn braaf. Uitvakken bestonden toen nog niet, we zaten gewoon op de tribune, zo trots als een aap. Eén jongen die vaak mee ging, had een heel hoog stemmetje. Die heeft eens een keer een klap gehad, maar dat was dan ook ècht alles wat er gebeurde. In 1976 - ik was toen 16 jaar - reisden we met vier supporters mee naar een trainingskamp in Engeland. Eenmaal aangekomen, bleek het dorpje waar de selectie zat zò klein, dat er niet eens een hotel was. We hebben toen zelfs nog bij het politiebureau gevraagd of we niet in de cel mochten slapen. Uiteindelijk zijn we maar buiten gaan liggen, onder onze vlaggen. De nacht erna mochten we voor een prikkie in het spelershotel verblijven - superluxe allemaal - en zelfs met de bus mee naar de wedstrijden.

In 1987 won Dordrecht totaal onverwacht de Nacompetitie door een 2-0 overwinning in Leeuwarden. Ik had een zelfgemaakte perskaart, zat naast Harry Vermeegen op de perstribune en liep kort voor het eindsignaal met hem mee richting dug-out. Ik stond dus tussen de jongens te feesten, met een huilende Marco Boogers (huidig technisch directeur van FC Dordrecht, red.) in mijn armen. Het is toch mooi dat ik nu om de tafel zit met mensen als hij, voor wie ik vroeger zelf naar het stadion kwam. Er was destijds geen enkele rekening gehouden met een mogelijke promotie, dus in de kleedkamer hadden ze alleen maar sinas. Bij de bestuurskamer heb ik toen een kratje bier los kunnen peuteren. Als dank liet trainer Simon Kistemaker me met de spelersbus mee terug naar Dordrecht gaan. Midden in de nacht kwamen we, onder politiebegeleiding, aan bij het stadion. Het voorterrein stond toen vol met mensen. Ik hoorde voor m’n gevoel gewoon bij de spelersgroep.

In 1990 kwam Cees den Braven als geldschieter bij de club en die zei: “Olav, ik zoek enthousiaste mensen voor de club en jij bent mijn secretaris”. Ik werkte toen nog bij Unilever, waar mijn collega’s zelfs werk van me overnamen zodat ik met FC Dordrecht bezig kon zijn. Ik dacht eerst dat Den Braven een grap maakte. Maar hij blèèf maar bellen. Ik voelde me daardoor zeker vereerd. Na een jaar in het bestuur gezeten te hebben, ben ik echt in dienst getreden van de club: als administrateur. Inmiddels ben ik algemeen manager, maar het bevalt me nog steeds perfect. Dordrecht is voor mij dè club. Mensen die komen of gaan kunnen dat niet veranderen. Iedereen die hier werkt, heeft een speciale band met de club, daardoor blijft de cultuur altijd behouden. Ik vind het nog steeds een droom om elke dag naar het stadion aan de Krommedijk te mogen rijden. ’s Morgens vroeg, met de zon net boven het stadion, prachtig! Een wedstrijd winnen is het mooiste wat er is. Dàt wordt alleen nòg maar mooier voor wie ook nederlagen heeft gekend. De gezelligheid in het GN Bouw Stadion heeft altijd goed gezeten; in goede en slechte tijden. De ‘derde helft’ hebben wij altijd glorieus gewonnen.

Uit voetbal maandblad 'ELF'