INTERVIEW

HET KANTINEGEVOEL VAN MARCEL VAN DER SLOOT

FC Dordrecht speelt deze week twee keer tegen Roda JC in de play-offs om promotie/degradatie, maar als het aan Marcel van der Sloot ligt kan de ploeg beter in de Jupiler League blijven. Een gesprek met de 28-jarige voetbalromanticus die het leven leerde relativeren, na twee klaplongen en een aardbeving in Indonesië.

Daags na de zege bij Top Oss (0-2), traint FC Dordrecht ontspannen. Een groepje spelers werkt wat af op keeper Nick van der Ploeg, spits Cecilio Lopes ligt loom onderuit op het gras, terwijl assistent-trainer Harry van der Laan uitlegt hoe je het best een strakke bal kunt trappen. Ook hoofdcoach Gert Kruys komt even kijken. De Utrechter heeft weer wat terug van zijn branie na negen overwinningen op rij en zegt dat de lunch vandaag vrij is: wie wil, schuift aan, de rest mag naar huis. Kruys zelf smeert snel een paar boterhammen en vraagt een kaartspel. Zoals elke dag wordt er gepokerd om klein geld en dat is een wondertje. De staf is namelijk al toe aan het 26ste spel kaarten. ‘Komt doordat Marco Boogers er al 25 heeft verscheurt’, zegt Kruys. De technisch manager bekent: ‘Als ik verlies, ben ik soms een beetje gek in mijn hoofd, maar de volgende keer zal ik me laten behandelen.’


‘Welkom in de wereld van FC Dordrecht’, zegt Marcel van der Sloot als hij ons voorgaat richting de kamer van materiaalman Jan van Zadelhoff. Dit is een klein museum, met vaantjes aan de muur, versleten voetbalshirts, half opgepompte ballen en een koffiezetapparaat dat 24 uur per dag lijkt te pruttelen. ‘Voetbal zoals het bedoeld is’, vindt Van der Sloot. ‘Het kantinegevoel, van de amateurclub waar je iedereen kent. Zo’n sfeer zoek ik. Na een training blijf ik altijd hangen, praatjes maken met de vrijwilligers, de mensen op de werkvloer, beetje kaarten. Bij TOP Oss, waar ik vier jaar heb gespeeld, had ik dat óók. Misschien ben ik daarin wel een beetje ouderwets. Natuurlijk moet je presteren, maar toch niet zonder plezier. Ik moet me ergens thuis voelen, anders heb je niks aan mij.’

Van der Sloot blijft de amateur onder de profs. ‘Omdat ik het bij de amateurs altijd perfect naar mijn zin heb gehad. Ik ben begonnen bij DONK in Gouda, daarna ging ik naar Jodan Boys; nu zaterdaghoofdklasser, toen derdeklasser. Op mijn zestiende vertrok ik naar ONA, ook in Gouda. De A1 daar speelde landelijk, maar al na een half jaar mocht ik met het eerste meedoen, dat uitkwam in de derde klasse zondag. Als je zestien bent, kun je overal naartoe. FC Utrecht meldde zich, ik kwam er in het beloftenteam. Foeke Booy was trainer van een lichting met Dirk Kuijt, Pascal Bosschaart, Ruud Berger, Donny de Groot, Sander Keller en Jordy Zuidam. Ik zag die jongens één voor één doorstromen naar het eerste elftal, maar ik stagneerde. Tijdens de voorbereiding speelde ik mijn wedstrijdjes en ik heb wel eens uit tegen Ajax op de bank gezeten. Meer zat er niet in. Na twee jaar wilde ik ook wel eens met mijn vrienden op vakantie, want dat kon nooit. Ik heb bijgeboekt en vroeg overschrijving aan naar ONA.’

Aan het eind van het jaar kreeg ik een brief van Rob Meppelink. Of ik een proefwedstrijd wilde komen spelen bij RBC Roosendaal. Dat ging fantastisch. Trainer Robert Maaskant haalde me al snel bij het eerste en liet me ook debuteren. We promoveerden via de play-offs na een 4-1 zege bij FC Den Bosch. Ik maakte de vierde, maar schoot eigenlijk mijn eigen ondergang tegemoet. Opeens kwamen er 38 andere spelers uit alle hoeken en gaten, plus een nieuwe coach: Chris Dekker. Was ik niet ongelukkig mee. Als mens kon ik goed overweg met Maaskant, als trainer zag hij het niet in me zitten. Van Dekker wist ik dat niet. Op de tweede dag van de voorbereiding kreeg ik een klaplong en toen ik terug was, moest Dekker vertrekken. Het klikte niet tussen hem en de spelersgroep. De club haalde tot mijn verdriet Maaskant terug. Dus had ik in mijn hoofd voor de tweede keer afscheid genomen van het profvoetbal. Op het allerlaatste moment belde Bert Zwanenburg: voor 1.350 euro bruto per maand gaf TOP me een laatste kans.’

‘In Oss heb ik de mores geleerd van het betaalde voetbal. De trainers Harry van den Ham en Dirk Heesen lieten me inzien dat ik verantwoordelijkheden had ten opzichte van de ploeg én de jongere spelers. Na dat jaar had ik elf keer gescoord en veertien assists gegeven. Ik stond vijfde in het klassement van de beste speler in de Eerste Divisie. TOP verlengde mijn contract, ik tekende voor drie jaar. Elk seizoen kwamen er wel clubs voor me, maar ik had niet de behoefte te vertrekken. Had ik gesprekken met trainers die zeiden wat er allemaal aan me mankeerde en dat ik het maar moest komen laten zien. Nou, dan niet. Als voetballer hou je van me of je haat me. Nou, bij TOP hielden ze van me. Na vier jaar was ik transfervrij en wilde De Graafschap me graag hebben. Bij TOP was ik de koning. Alles wat ik deed was goed, maar daardoor miste ik een uitdaging. Het werd tijd dat ik me ging ontwikkelen.’

Trainer Jan de Jonge gaf mij een goed gevoel, maar later bleek dat er iets niet klopte. Ik ben geen speler die alles zomaar accepteert. Als ik ergens iets van vind, dan zeg ik dat. Ik hoop ook dat mijn omgeving zo met míj omgaat. Bij De Graafschap was het allemaal achter de rug praten. Groepjes. Iedereen had wat te zeggen over De Jonge, maar nooit recht in zijn gezicht. Ik deed dat wél en dat was hij niet gewend. Ook tijdens de trainingen ontbrak het plezier. Ik stond een keertje te klappen toen iemand een bal tegen de lat knalde. Zo van: mooie actie. Kon niet, volgens de trainer, was niet professioneel. Na het seizoen had hij zo’n beoordelingsformulier ingevuld over mijn functioneren. Ik was als voetballer goed genoeg, maar niet als mens. Deed pijn, liever heb ik het andersom. Dat werd nog een flinke confrontatie, ik heb De Jonge de waarheid verteld. Ik voelde me zó in mijn eer aangetast dat ik maar één ding wilde: wegwezen. Harry van der Laan zei laatst tegen me: “Als jij twintig jaar geleden had gespeeld, dan was je lachend miljonair geworden”. Maar de tijden zijn veranderd en het voetbal is sneller geworden. Ik mis snelheid voor het niveau van de Eredivisie. Maar ik heb een geweldig leven en kan ook op dit niveau vijftien jaar spelen. Bovendien heb ik niet de ambitie voor Ajax te voetballen. In de Jupiler League heb ik het wél voor elkaar gekregen dat mensen me nemen zoals ik ben. Met FC Dordrecht zijn we de kampioen van 2009. In de winterstop stonden we bijna onderaan, maar ook dát is de Eerste Divisie: een verloren seizoen kun je nog op een positieve manier afsluiten. Ik wil daarin belangrijk zijn, door veel met de jonge spelers te praten. In mijn tijd waren de ouderen vooral met zichzelf bezig. Als ik jongens van TOP hoor zeggen dat ik belangrijk ben geweest voor hun ontwikkeling, dan doet me dat veel. Ik win liever waardering dan prijzen.’

Mijn kijk op de wereld is veranderd sinds ik vader ben. Daarvóór leefde ik op gevoel, tegenwoordig draait alles om mijn dochter. In feite maak ik me nergens anders druk om. Ik heb in het leven wel wat dingetjes meegemaakt waardoor ik beter kan relativeren, zoals twee klaplongen. Gezondheid gaat boven alles, je leven kan zomaar voorbij zijn. Een paar jaar terug was ik op vakantie op Java. Daar maakten mijn vriendin en ik een aardbeving mee van 7,6 op de schaal van Richter. We zaten tien hoog in het hotel en je zag de muren uit elkaar scheuren. Toevallig wist ik dat je onder de kozijnen het meest veilig was. In de badkamer zagen we het plafond naar beneden vallen. Iedereen gilde, maar ik ben nog – achteraf stom – naar binnen gelopen om mijn koffers en de paspoorten te halen. Toen we stonden te wachten op vervoer, riep iemand: “The water is coming”. Tsunami. Met de koffers in mijn handen liep ik sneller dan ik ooit deed op het voetbalveld. Op weg naar het vliegveld zag je de doden in kruiwagens liggen. De grootste les is geweest dat ik blij ben met wat ik heb.’

Deze week speelt FC Dordrecht twee keer tegen Roda JC om een plaats in de finale van de play-offs om promotie/degradatie. Realist Van der Sloot denkt dat het daarbij blijft. ‘Normaal gesproken hebben wij niks te vertellen tegen Roda. FC Dordrecht kan ook maar beter niet promoveren. De wetten van de Eredivisie zullen ten koste gaan van de charme van deze club. Maar ja, misschien ben ik ook wel veel te veel romanticus.’

Bron: Voetbal International, Nr. 21, 20 mei 2009
Tekst: Martijn Krabbendam