INTERVIEW |
RUUD HEUS, COMPLETE LINKSBACK ZONDER INTERLANDS Ruud Heus (47) verkaste in 1986 van AZ naar Feyenoord en belandde vrijwel direct in de grootste crisis uit de historie van de club tot nu toe. In de magere jaren verlieten veel spelers de Rotterdamse grootmacht, maar de linksback bleef zijn keuze trouw. Mede daardoor groeide hij uit tot een van de populairste Feyenoorders van zijn generatie. Tegenwoordig stuurt de voormalige linksback van Feyenoord zijn auto dagelijks van zijn woonplaats Oostzaan in Noord-Holland naar zijn werkplaats Dordrecht. Daar traint hij de beloften van de plaatselijke FC. Hij deelt de functie van hoofdopleiding met Leon Hutten, oud-speler van Willem II en RKC Waalwijk. “Ik sta bijna nooit in de file”, zegt Heus. “De trainingen zijn meestal ’s middags en ’s avonds, dus ik kan steeds na de spitsuren rijden.”
Alleen maar voetbal “Ik was vijf toen ik een keer stond te kijken bij een training van mijn twee oudere broers. Ze kwamen een mannetje tekort, dus ik mocht ineens meedoen. Niet veel later ook in wedstrijden. Ik was een fanatiek jochie, want ik speelde soms wel drie of vier duels op één dag. Dan had ik ’s ochtends om negen uur bijvoorbeeld een uitwedstrijd met het jongste elftal en fietste ik daarna terug naar Hollandia. Daar moesten mijn broers dan om twaalf uur thuis spelen en vaak stond ik dan óók in de basis of viel ik in. Datzelfde gebeurde dan nóg eens, of zelfs twee keer op zo’n zaterdagmiddag.” Overloper “Op mijn zestiende debuteerde ik in het eerste elftal van Hollandia. Ik was altijd linksbuiten en scoorde vaak. Bijna niemand weet dat meer, maar ik ben altijd een technisch vaardige speler geweest. Toch sta ik nu vooral bekend als een keiharde meedogenloze linksback. Dat is in de loop van mijn carrière bijna automatisch gegaan. Toen ik naar AZ’67 ging, kwam ik linkshalf te staan en Feyenoord haalde mij ook in principe voor die positie. Had ik Simon Tahamata vóór en Bennie Wijnstekers áchter me.” “Toen Bennie in 1988 vertrok naar Racing Mechelen werd ik linksback gezet. Ik had veel meer techniek dan een vleugelverdediger nodig heeft, maar ik paste mijn spel probleemloos aan naar de meer sobere stijl die op die positie van je wordt geëist. Ik denk wel dat ik het mede door mijn techniek ook zo lang op goed niveau heb kunnen volhouden.” Eerste profcontract “Maar ik debuteerde al heel snel in het eerste. Het mooie is dat het onder trainer Hans Eijkenbroek was. Die kwam ik weer tegen toen ik in Dordrecht aan de slag ging, waar hij hersteltrainer is. Het is heerlijk met die man af en toe een bakkie koffie te doen en herinneringen op te halen aan die tijd. Ik denk dat ik mijn debuut niet alleen dankte aan het feit dat ik aardig speelde bij de beloften, maar ook aan mijn inzet tijdens trainingen. Dat zit nu eenmaal in mijn karakter. Ik hou niet van opgeven en trainde me, om het maar eens plat te zeggen, het leplazarus” “AZ had net afscheid genomen van Kirsten Nygaard, Kees Kist, John Metgod, Jan Peters en Ronald Spelbos, maar Hugo Hovenkamp was een van de vedetten die er nog wel waren na de dubbel van 1981. Hij merkte mijn gedrevenheid op en stimuleerde me ervoor te gaan en nooit op te geven. Dat sprak me enorm aan. Daarbij had ik al snel door dat het als jongste speler in eerste instantie het beste was de bal zo snel mogelijk in te leveren bij een oudere en ervaren vedette.” Het debuut “En we hebben natuurlijk veel gelachen. We zaten een keer op trainingskamp in Oostenrijk. Ik was 21 en zat samen met Peter van der Waart op het balkon van onze kamer. Het was avond. Plotseling zagen we beneden een man in een hagelwit pak over het hek van de tuin van het hotel springen. Dat bleek Eddy Treijtel te zijn. Gevolgd door nóg drie of vier kerels, onder wie Fred Filippo, Hans Reijnders en Ronald Weysters. De oudere garde dus. Binnen twee seconden hadden Peter en ik onze trainingspakken uit en onze spijkerbroeken aan. Wij achter ze aan. We waren net op tijd om mee te rijden in het busje dat ze hadden laten komen om naar de stad te gaan voor een goed avondje stappen. De toenmalige trainer Piet de Visser heeft dat nooit geweten.” Op de fiets Zoals Theo Vonk vaak aandachtig toeschouwer was bij Hollandia, zo zit Rinus Israel halverwege de jaren tachtig geregeld bij AZ op de tribune. De als trainer naar Feyenoord teruggekeerde Amsterdammer is zó gecharmeerd van Heus, dat hij hem naar Rotterdam wil halen. Maar ook Ajax heeft interesse, 1. FC Köln meldt zich en er is eveneens belangstelling uit Oostenrijk. “Maar de mensen bij Feyenoord maakten mij duidelijk dat ik een belangrijke speler was voor het nieuwe elftal dat ze wilden gaan opbouwen. Bovendien sprak de mentaliteit in en rond De Kuip me enorm aan. Hard werken en normaal doen, dat was ik thuis in Hoorn ook gewend. No nonsense”. Feyenoord Een soortgelijk kunstje flikt hij kort daarop ook in het UEFA Cup-toernooi. Feyenoord heeft de uitwedstrijd tegen MSC Pécs uit Hongarije met 1-0 verloren. In de 67e minuut van de return knalt de dan nog linkshalf de 1-0 binnen. Heus kan niet meer stuk en doordat Hofman niet veel later ook de 2-0 aantekent, bereiken de Rotterdammers de tweede ronde. Het hoopvolle begint krijgt echter geen vervolg. Veel voetballers ergeren zich aan de trainer, die nogal cynisch uit de hoek kan komen. “Tja of dat nou aan Israel lag of aan die spelers, dat weet ik eigenlijk niet”, blikt Heus terug. “Rinus kon best wel cynisch zijn, maar ik kon daar wel tegen. Bovendien hou ik gewoon van zijn directe manier van communiceren. Tegelijkertijd had ik het gevoel dat sommige jongens erg slecht tegen kritiek konden. Het was ook geen hecht team, terwijl er met mannen als Joop Hiele, Sjaak Troost, Ben Wijnstekers, Mario Been, Keje Molenaar en Simon Tahamata echt heel goede voetballers in de basis stonden. Ik dacht dat ik bij Feyenoord om de prijzen ging spelen, maar dat kwam er niet van.” Helemaal verrot
“Maar van de financiële perikelen kregen wij als spelers eerst helemaal niets mee. Totdat op een dag manager Hans Hagelstein kwam vertellen dat Feyenoord onze salarissen niet meer konden betalen. Als Jorien van den Herik toen niet was gekomen, dan was de club failliet gegaan. En als Wim Jansen het in maart 1991 niet had overgenomen van Bengtsson, dan waren we misschien wel gedegradeerd. Jansen liet ons spelen vanuit een hechte verdediging en door de vastigheden die hij inbouwde groeide het vertrouwen.” “De ommekeer kwam in de bekerwedstrijd bij PSV in de halve finale. Die wonnen we door een goal van Henk Fräser en vanaf dat moment hebben we de weg naar boven niet meer verlaten. We pakten dat seizoen de beker, terwijl we op degraderen hadden gestaan. Eindelijk had ik een prijs, want dáárvoor was ik naar Rotterdam gekomen”. Landskampioen “Een mooi voorbeeld is misschien wel die penalty van Kiprich, twee jaar later. We staan tegen PSV met 2-1 achter. Jószef zit op de bank en als-ie mag gaan warmlopen begint De Kuip te kolken. In de vijftigste minuut krijgen wij een strafschop en precies op dat moment mag Jószef invallen. Ik was mij al aan het concentreren, want ik was de vaste penaltynemer. Maar Kiprich komt naar mij toe lopen en roept: “Roed, Roed! Iek, iek!” Hij had dus nog geen bal geraakt, wilde ‘m direct, koud vanaf de bank nemen. Tegen Jószef zei je geen nee, dus ik liet hem. Toen hij die bal erin schoof, brak er een waar volksfeest uit in het stadion en toen-ie later ook nog voor de 3-2 overwinning zorgde helemáál.“
“En de ouderwetse voetbalhumor vierde natuurlijk hoogtij. Je kon bijvoorbeeld tijdens het eten niet even opstaan om wat te pakken, of ook maar één moment niet alert zijn. Voordat je het wist, had je drie vaatjes zout en twee flesjes Maggi in je soep. Als je een keer een geel shirt aan had, liepen twintig man de hele dag naar je te fluiten alsof je een kanariepiet was; alle sleutels verwisselen van onze Calibra’s of tijdens een training stiekem al onze kleren in het bad gooien”. Afscheid “Wás het maar een afscheid”, zegt hij nu. “Ik heb geen enkel evaluatiegesprek gehad of wat dan ook. Het was gewoon aan het eind van het seizoen ineens over. Ik heb dus ook nooit goed afscheid kunnen nemen van Het Legioen en dat vond ik echt erg. Ik ben teruggegaan naar AZ, maar het verschil in niveau was voor mij gewoon te groot. Wat me óók irriteerde, was dat iedereen daar een half uur na een nederlaag alweer vrolijk liep te doen. Mijn frustraties kwamen op trainingen en in wedstrijden aan de oppervlakte. Toen besloot ik dat het beter was dan maar te stoppen”. Een ander bestaan
|
|