TROPENJAREN
VOOR DE BOEG
Harry van der Laan start tweede carrière
aan de Krommedijk
Komend seizoen is het spitsuur in de dug-out van FC Dordrecht.
Twee voormalige topschutters zwaaien na de zomer de scepter aan de Krommedijk.
De nieuwe hoofdtrainer Jurrie Koolfhof, geflankeerd door tweede man Harry
van der Laan, moeten de dit seizoen ingezette progressie een vervolg geven.
FC Dordrecht Magazine sprak uitgebreid met de voormalige aanvaller van
ADO Den Haag, Feyenoord, Cambuur, FC den Bosch en natuurlijk Dordrecht’90.
De
ontmoeting met Harry van der Laan vindt plaats op de golfbaan. De 41-jarige
Hagenaar is een verwoed golfer, maar om misverstanden te voorkomen: het
hart van de nieuwe assistent-trainer van FC Dordrecht klopt vooral voor
het voetbal. Dat verklaart ook zijn nieuwe carrière, die van trainer.
Als speler had hij nog zijn twijfels. ,,Trainer zijn is geen gezond beroep.
Je bent dag en nacht bezig met je vak, 24 uur per dag. Tropenjaren maken
ze. Ik ken geen enkele trainer die het voetbal afstandelijk benadert.
Of het nu goed of slecht gaat met de ploeg: er staat altijd spanning op
de groep. Maar ik heb gemerkt dat ik het voetbal nog steeds heel erg leuk
vind. Ik ben een tijdje journalist geweest, maar de kloof tussen mij en
de spelers was te groot. Ik wil op het veld staan. Spelers beter maken,
naar wedstrijden toewerken: met het vak bezig zijn.”
En zo kan het gebeuren dat de oud-speler van Dordrecht’90 komend
seizoen zijn opwachting maakt als assistent van Jurrie Koolhof. ,,We kenden
elkaar nog niet. Ik liep stage bij FC Dordrecht en de leiding van de club
zag mij aan het werk. Het sprak hen aan hoe ik over voetbal denk. De club
heeft Koolhof en mij bij elkaar gebracht. We hebben een aantal gesprekken
gevoerd en daar heb ik een goed gevoel over. Volgens mij zitten we op
dezelfde golflengte. Koolhof heeft de nodige ervaring en daar kan ik veel
van opsteken. Hoe is zijn werkwijze, hoe zet hij een organisatie neer?
Ik wil dolgraag het vak leren. Ja, ik ben iemand die een uitgesproken
mening heeft en die zal ik ook geven. Dat moet ook. De hoofdtrainer zit
niet te wachten op iemand die alleen ja en amen zegt. Als je het bij voorbaat
altijd eens bent, heeft hij mij niet nodig. Ik houd van discussie. Zo
was ik als speler ook. Ik heb me altijd onafhankelijk opgesteld. Maar
ik ken mijn plek, ik ben niet de hoofdtrainer. Als een beslissing eenmaal
is genomen, dan sta ik daar achter. Naar buiten toe, naar de groep toe
moet je met één mond spreken. Koolhof is een trainer die
wil dat zijn assistent zelf initiatieven neemt, dat ik trainingen kan
overnemen. Hij durft verantwoordelijkheden uit handen te geven, hij is
niet bang. Dat spreekt mij aan. Het getuigt van persoonlijkheid. Ja, Hiddink
delegeert ook veel en je ziet dat het werkt bij PSV.”
Als speler schroomde Van der Laan niet om zijn mond open te trekken. En
als journalist, bij Voetbal International, zei hij ook waar op het stond.
Het leverde hem in die periode de bijnaam de kleine Johan Derksen op.
Als trainer is de boodschap al even duidelijk. De Hagenaar predikt passie
en professionaliteit. ,,Als ik het gezin buiten beschouwing laat, moet
voetbal moet op de eerste plaats komen. Ja, ook bij semiprofs die op kantoor
werken of bij de visboer. Voor voetbal moet alles wijken. Plezier in het
voetbal? Dat komt met het winnen vanzelf. Plezier haal je uit goede resultaten
en uit het bezig zijn om jezelf te verbeteren. Als je alleen maar lekker
wilt voetballen, kan je beter in de vierde klasse gaan spelen. Profvoetbal
is een vak. Je moet trainen om beter te worden. Trainen is herhalen: altijd
bezig zijn met positiespel, met de omschakeling. Ik zie bij Dordrecht
nu een gebrek aan afspraken. Automatismen ontbreken. Daar moet je niet
klakkeloos alleen de trainers de schuld van geven. Spelers moeten zelf
opstaan en tegen de trainer zeggen wat er niet goed gaat. Dat is professioneel
denken. Ik ben daar als speler altijd mee bezig geweest. Of dat op prijs
werd gesteld? Nou, de trainers zeiden van wel maar ik geloof er niets
van. Op veel punten was ik niet goed, maar op een paar onderdelen had
ik extreme kwaliteiten. Ik was goed als in scoringspositie kwam. Dus wilde
ik dat ik vaak goed werd aangespeeld. Bij Den Bosch had Anthony Lurling
een fantastische actie, maar hij liet het te weinig zien. Soms zat hij
zelfs op de bank. En Marcel van Helmond was iemand met een geweldige voorzet,
maar ik kreeg er twee of drie per wedstrijd. Ik bemoeide me ermee, met
als doel dat ik meer ballen kreeg. Dat was eigenbelang, maar de hele ploeg
had er baat bij als ik meer scoorde. Bij FC Dordrecht is Rui Monteiro
snel en Arjan van der Laan heeft een goede steekpass. De kunst is om die
specifieke kwaliteiten optimaal te benutten. En daar kan je op trainen.
Ik trainde scherp op snelheid en op de loopactie om alleen voor de keeper
te komen. Dat probeerde ik te perfectioneren. Je moet aan je sterke punten
blijven werken. Aan je zwakke punten ook, maar die kan je via de juiste
speelwijze ook voor een deel verbloemen. Als je geen snelle aanvallers
hebt, heeft het weinig zin om puur op de counter te spelen. En als je
verdedigers niet snel zijn, moet je niet op de helft van de tegenstanders
willen spelen, want balverlies is dan dodelijk.”
In tegenstelling tot Jurrie Koolhof, die zich logischerwijze tot het einde
van dit seizoen helemaal op AGOVV concentreert, ziet Harry van der Laan
veel wedstrijden van FC Dordrecht. Hoe verklaart hij de wisselvallige
prestatiecurve, met een sterke periode in de herfst, een terugval voor
de winterstop en de tegenvallende tweede seizoenshelft. ,,Dordrecht heeft
even bovenaan gestaan, maar leefde daarmee boven zijn stand. Een terugval
is logisch, maar niet de inzinking vlak voor de winterstop met vier nederlagen
op rij. Ik geloof dat Dordt in tien wedstrijden vlak voor en na de winterstop
24 punten heeft verspeeld. En dan kom je in de middenmoot terecht. Het
gevolg is dat er nu met het mes op de strot wordt gespeeld. Jammer dat
het zover is gekomen. Het zelfvertrouwen heeft een tik gehad. Het enige
dat een trainer nu nog kan doen, is zorgen dat de verdediging goed staat
en hopen op een paar bevliegingen voorin. Wat er bij Dordt voetbaltechnisch
aan ontbreekt, is explosiviteit. Dat zag je heel duidelijk in de thuiswedstrijd
tegen Sparta. Zij waren sneller. Dan lijd je balverlies, je komt steeds
net te laat bij de bal. Het lijkt vanaf de tribune op een gebrek aan inzet,
maar dat is niet zo. Volgend seizoen moeten we dat zien op te vangen,
door te trainen, maar ook door de speelwijze af te stemmen op de kwaliteiten
van de spelers. Dat moet je altijd doen. Dordrecht heeft niet de financiële
middelen om te zeggen: dit wordt het systeem en we kopen even vijf spelers
erbij die daar in passen.”
De speelwijze staat nog niet vast, het uitgangspunt is wel helder. ,,We
willen aantrekkelijk voetbal spelen voor het publiek. Ik hoor kritiek
van sponsors die het spel saai vinden. Dat staat los van het resultaat.
Ik houd van flair. Je kan bij balverlies terugzakken, maar je kan ook
proberen meteen de bal terug te veroveren. Ik houd van dat laatste. Niet
voetballen met de handrem erop. Dat is een kwestie van mentaliteit, van
een bepaalde denkwijze. Die kan je als trainer beïnvloeden. Bij Den
Haag deed Co Adriaanse dat. Hij was mijn eerste trainer die zo overtuigend
kon overbrengen wat hij wilde, dat je het terugzag in het veld. Hij trainde
ook hard en goed. Ik vind: als je traint moet je het goed doen. Dan moet
je je niet sparen. Bij FC Den Bosch was ik 36 en ik hield daar rekening
mee. Dan ging ik drie keer diep tijdens een partijtje, terwijl ik tien
jaar eerder nog vijf keer was diep gegaan. Maar die drie keer was ik wel
scherp. Dat heeft te maken met professioneel denken. Van spelers bij Dordrecht
verwacht ik ook een professionele houding. Koolhof en ik moeten zelf het
goede voorbeeld geven door duidelijk te zijn en geen onzin te verkopen.
Je bent bezig met de uitvoering van je beroep en dat moet je met volle
overgave doen. Spanning in een spelersgroep hoort daarbij. In de top zijn
spelers bijna vijanden van elkaar, door hun eergevoel. Ze willen allemaal
zelf de beste zijn, ze willen niet onderdoen voor elkaar. Maar ze beseffen
dat ze elkaar nodig hebben en er is onderling respect. Dat is professionaliteit.
Bij Real Madrid hebben ze daar moeite mee en dat zie je terug aan de resultaten.
Bij Chelsea en AC Milan lopen ook veel toppers, maar die hebben respect
voor elkaar. Op iedere niveau werkt het zo. Ook bij Dordt. Of er nu te
weinig onderling respect is? Ik hoor wel eens wat, maar oordeel daar niet
over. Wat dat betreft begin ik straks blanco. Een goede trainer heeft
grip op het groepsproces. Of ik een goede trainer ben? Dat zal moet blijken.
Ik moet het vak nog leren, maar als speler heb ik altijd nagedacht over
het vak. En ik heb me ook ontwikkeld, omdat ik altijd heb gezegd wat ik
dacht. Dat zie ik nu als een groot voordeel.”
Uit: FC Dordrecht magazine.
|